Ik dacht, ik schrijf het hier maar even.
Gisteren voortgangsoverleg met mijn hoogleraar/prof gehad. Het schrijven is een eenzame bezigheid. Gemiddeld genomen promoveert een universitaire medewerker (juridische faculteit) die doceert en daarnaast onderzoek verricht in 5 jaar. Promoveren is onderdeel van de aanstelling bij de uni. Ik werk bij een commercieel bedrijf, heb geen aanstelling.Ik zit nu in jaar 8. Praktijkmensen doen er in de regel 2x zo lang over en meer. Voor mij is promoveren een compleet nieuw proces. Artikelen en annotaties heb ik genoeg geschreven. Een boek schrijven is van andere orde, laat staan een boek wat een onderzoek bevat.
Fascinerend. Het gaat er uiteindelijk om dat de rode draad terugkomt, in alle hoofdstukken. En met het onderzoek beweegt de rode draad. Je stuurt bij. Gevoelsmatig heb ik mijn stukken af. Klaar. Die bevestiging heb ik gisteren wel gehad. En dan volgt er nog altijd de maar. Het moet nu een boek worden. En dat is het nog niet. De afzonderljke stukken zijn goed, de verbinding moet er nog in. Al schrijvende zit je in de koker, je wilt je visie en techniek (zeg maar) kwijt. Dat vind ik enorm lastig.
De rol van de prof is die van procesbewaker. Motiveren, kritisch waar nodig, stimuleren en soms het geven van handvatten, klankborden. Ik heb belang bij afronding, hij ook. Het komt op zijn staat terecht. Geeft aanzien. Dus moet hij het ook van de andere kant bekijken. Waar zitten zwakke plekken, waar zou een commissie over kunnen vallen etc.Als het manuscript af is, gaat het naar de manuscriptcommissie die dit beoordeelt en advies geeft aan de promotiecommissie. Vervolgens geeft de promotiecommissie nog eens een oordeel. 2 horden die je moet nemen. De plechtigheid zelf is het grote feest, althans zo hoort het te zijn.
Wat gaat er nu gebeuren? Helaas moet het taaltechnisch nog strakker & zakelijker. Ik permitteer mij af en toe wat vrijer taalgebruik. Vind ik leuk, een woordgrapje hier en daar. Mijn prof vindt dat prima. Hij weet ook dat er zuurpruimen in de wereld zijn, die daar in een proefschrift niet van houden. Da's jammer. In een artikel kan dat, niet in een onderzoek. Strak. Directere verwijzingen, concretere verwijzingen maken naar eerdere paragrafen, om de lezer meer te gidsen. Vond ik lastig, omdat paragrafen wel eens opschuiven.
We hebben gesproken over een tijdlijn. Interessant. Terugtellen geblazen. Als ik in december om het podium zou willen staan, dan heb je ruwweg 2 maanden nodig voor drukproef van het boek. Dan moet je kijken wanneer het met enige marge bij de commissies ligt. Betekent voor de zomer, zeg juni. Da's heel krap. Want in ruwweg 5 maanden moeten alle hoofdstukken met inachtneming van bovenstaande de revue nog eens passeren. We hebben besloten om het eerste hoofdstuk op 1 maart opnieuw te bespreken, zodat we in december ruwweg klaar zijn met de hoofdstukken en we die dan aan de manuscriptcie kunnen aanleveren. Dit betekent dat de prof nu heel kritisch gaat worden, als ware hij de commissie. In mijn hoofd moet ik die slag dus wel maken. De opbouwende kritiek is in mijn eigen belang.
Ik moet me niet richten op het podium, maar op de commissie. Als je het met een opleiding vergelijkt, dan heb ik nu zeg maar mijn bachelor gehaald. Nu betreed ik de afsluitende fase, de masterfase. Het onderzoek is verricht, nu een boek maken. Onbekend terrein.
De autoriteit van de leraar schaadt maar al te vaak degenen die leren willen